Okonjima African Cats Refuge

25 maart 2017 - Windhoek, Namibië

Het is weer tijd om verder te reizen naar onze laatste verblijfplaats Okonjima, een ‘African Cats Rehabilitation Centre’.  We weten niet zo goed wat we ons daarbij moeten voorstellen, een soort dierentuin met hokken? Jessica en ik hebben wat moeite om afscheid te nemen van Etosha park, en besluiten daarom niet rechtstreeks naar Okonjima te rijden, maar terug via het nationale park, een omweg van zo’n 200 km.  Je weet immers nooit hoe het gaat op safari; je bent uren onderweg met een gids voor niks, en dan rijd je zelf casual door het park…. We zijn wat laat vertrokken, dus de file voor de toegangspoort is bijna weg. We moeten ons zoals gebruikelijk apart legitimeren bij de Namibische politie en de Namibische parkwachten, hoewel ze naast elkaar in hetzelfde  hokje staan.  Op het moment dat we weg willen rijden bij de slagboom worden we tegen gehouden door een politie agent. Wat? Of een van de schoonmaakster van de parktoiletten mee kan liften naar de volgende pleisterplaats? We zijn ondertussen zo onder de indruk van de schoonheid van de openbare toiletten in Namibie dat we geen nee kunnen zeggen. Liften is ‘the African way of transportation’ en de dame perst zich op de achterbank tussen onze tasjes met rommel, met dweiltjes en chlorix bewapend.

We zien veel dieren in Etosha, maar we zouden zo graag nog een olifant willen zien. Na de vruchteloze zoektocht in Damaraland, staat de teller nog steeds op ‘1 in de verte’.  De kilometers glijden voorbij, en we doen onze lunch met cola, koekjes en een Magnumijsje. Geen goed voorbeeld voor onze kinderen, maar een Afrikaans vleespasteitje dat al een dag in de zon staat willen we niet. Na een bocht zien we plotseling auto’s in de berm, en daar staat een grote olifant vlak naast de weg. Het is een mannetje, en hij drentelt wat heen en weer. Misschien heeft hij last van de hitte of de vliegen, maar Jumbo rolt op de zij, draait zich weer om, gaat vervolgens weer staan. Hij pakt met zijn slurf aarde die hij over zijn rug gooit; een spectaculair gezicht. Na een kwartiertje rollen en draaien vertrekt hij richting bosrand, een colonne blijde toeristen achterlatend. En als kersje op de taart, met de uitgang bijna in zicht, verschijnt er een paar kilometer verder nog een olifant uit de bosjes. Deze heeft ook jeuk en nog wel aan zijn achterwerk.  We zitten eerste rang als getuigen wat een olifantenbips aan kan richten aan divers struikgewas, takken en boomstronken.

Na Etosha park ontrolt zich honderden kilometers asfaltweg, en we komen weer eens in de bewoonde wereld. We rijden door stadjes, langs winkels en scholen, en dat brengt bij ons na weken in de wildernis wel opwinding teweeg. Jessica gaat zelfs foto’s gaat maken van de ‘Kentucky Fried Chicken’!

De routebeschrijving naar ‘Okonjima Cats’ is wat cryptisch, en er is een klein bordje dat richting een zandpad wijst. Zou dit het zijn? Na een stukje gehobbel door het zand in 4WD komen we bij 3 geuniformeerde bewakers. Is dit Okonjima Cats? ‘Yes it is! But we have no place for you, it is full!’  Wat,  na 450 km rijden? Ze barsten in lachen uit, leuke grap, doen ze bij alle toeristen en het werkt altijd. We krijgen een plattegrondje mee met aanwijzingen, we moeten 23 kilometer over het terrein rijden, dat 22.000 hectare groot is. Daarbij passeren we 4 riviertjes die gelukkig allemaal droog staan, en twee hoge hekken compleet met prikkeldraad onder stroom. Het hele gebied bestond vroeger uit een aantal boerderijen, maar door de droogte was veeteelt of akkerbouw eigenlijk niet goed mogelijk. Wildlife wordt nu uit gebieden waar nog wel boerderijen actief zijn naar hier gebracht. Een beter lot dan afgeschoten worden, en er is ook een clinic voor revalidatie van zieke of gewonde roofdieren.

Op dit omheinde gebied van 15 x 15 kilometer leven nu alle diersoorten door elkaar heen, alle soorten wilde grazers, maar ook veel wrattenzwijnen (Poembaa’s), leeuwen, jachtluipaarden en cheetah’s. Onze slaapkamer grenst direct aan het reservaat en door de panorama ruiten zien we ’s nachts de springbokken en Dik-diks (een soort mini hertjes) voor ons huisje scharrelen. Af en toe horen we de roofdieren, het geblaf van de leeuwen doet me denken aan lang geleden, toen we vlakbij Artis woonden.

’s Ochtends weer een gamedrive, en omdat de cheeta’s een zendertje dragen, hoeven we maar een uurtje over het terrein te hobbelen om ze te vinden. We mogen uit de Jeep stappen, en onder begeleiding van onze gids Jason lopen we voorzichtig naar de cheeta’s toe. Jason kent de namen van deze beesten, het zijn broers en ze worden de Motorcycle Gang genoemd: Harley, Aprilia en Ducati.  De grote gevlekte katten laten onze belangstelling toe, tot we nog maar tien meter van ze af zijn. Jessica heeft ze goed in het vizier, met de schouder van Bas als statief.  Na enige tijd vinden de katten dat de show lang genoeg geduurd heeft, ze geeuwen wat en rekken zich uit. Langzaam lopen ze weg richting dichte struiken op zoek naar een bloederig ontbijt.

Maak je reisblog advertentievrij
Ontdek de voordelen van Reislogger Plus.
reislogger.nl/upgrade

Foto’s

2 Reacties

  1. Janet:
    25 maart 2017
    Wat een prachtige belevenis daar! Jullie genieten volop zo te lezen. En prachtige foto's!
  2. Jos Draaisma:
    26 maart 2017
    Een soort super-Artis???